Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7140

Datum uitspraak2007-01-12
Datum gepubliceerd2007-01-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000968-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontvankelijkheid van het hoger beroep: verdachte heeft consulenten voor de daklozenuitkering bij de dienst Werk, Zorg en Inkomen gemachtigd om namens hem, verdachte, alle aan hem gerichte gerechtelijke mededelingen in ontvangst te nemen; gelet op het wettelijk gevolg – betekening aan een gemachtigde geldt als een betekening in persoon - kan het naar het oordeel van het hof, gelet ook op het aanwezigheidsrecht van een verdachte zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), niet anders zijn dan dat een dergelijke machtiging slechts als een machtiging als bedoeld in artikel 588, derde lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan gelden, als die machtiging specifiek met het oog op dat gerechtelijk schrijven – in casu de dagvaarding met het parketnummer 01-028525-04 - door de geadresseerde van dat gerechtelijk stuk is afgegeven; onderhavige inleidende dagvaarding niet te beschouwen als aan de verdachte in persoon uitgereikt; verdachte kan derhalve worden ontvangen in zijn hoger beroep; Geldigheid van de inleidende dagvaarding: in strijd met het bepaalde in artikel 589 lid 3 Sv op de akten van uitreiking van zowel de eerste dagvaarding als van de tweede dagvaarding niet vermeld de persoons- en functiegegevens van de ambtenaar die de desbetreffende akte heeft opgemaakt en met de uitreiking van de dagvaarding was belast; akten zijn evenmin door de desbetreffende ambtenaar ondertekend: inleidende dagvaarding nietig.


Uitspraak

Parketnummer: 20-000968-06 Uitspraak : 12 januari 2007 VERSTEK, DIP Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 september 2005 in de strafzaak met parketnummer 01-028525-04 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1972, ingeschreven op het adres [woonplaats], Smalle Haven 109. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en verdachte zal veroordelen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1 en onder 2 tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken en dat het hof daarbij rekening zal houden met de op de inleidende dagvaarding ad informandum vermelde feiten, met uitzondering van de onder 2 bedoelde heling van een autoradio Ontvankelijkheid van het hoger beroep Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat in eerste aanleg twee dagvaardingen voor de zitting van 13 september 2005 zijn uitgegaan teneinde te doen betekenen aan verdachte. Zowel de eerste dagvaarding als de tweede dagvaarding –onder intrekking van de eerste dagvaarding- zijn uitgereikt aan [betrokkene 1]. Blijkens een aan beide dagvaardingen gehecht stuk d.d. 18 december 2003, welk stuk door verdachte is ondertekend, heeft verdachte zowel deze [betrokkene 1] als [betrokkene 2], beiden consulent voor de daklozenuitkering bij de dienst Werk, Zorg en Inkomen te Eindhoven, gemachtigd om namens hem, verdachte, alle aan hem gerichte gerechtelijke mededelingen in ontvangst te nemen. Hoewel voornoemde machtiging de zinsnede bevat “Ik realiseer mij dat deze machtiging met zich meebrengt dat gerechtelijke mededelingen gelden als aan mij in persoon betekend”, is het hof van oordeel dat een dergelijke algemene machtiging niet gelijk te stellen is aan een machtiging als bedoeld in artikel 588, derde lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op het wettelijk gevolg – betekening aan een gemachtigde geldt als een betekening in persoon - kan het naar het oordeel van het hof, gelet ook op het aanwezigheidsrecht van een verdachte zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), niet anders zijn dan dat een dergelijke machtiging slechts als een machtiging als bedoeld in artikel 588, derde lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan gelden, als die machtiging specifiek met het oog op dat gerechtelijk schrijven – in casu de dagvaarding met het parketnummer 01-028525-04 - door de geadresseerde van dat gerechtelijk stuk is afgegeven. Het hof is derhalve van oordeel dat de onderhavige inleidende dagvaarding niet is te beschouwen als aan de verdachte in persoon uitgereikt. Nu de inleidende dagvaarding niet aan verdachte in persoon is uitgereikt, de uitspraak in eerste aanleg blijkens een akte van uitreiking op 2 maart 2006 aan verdachte in persoon is medegedeeld en het hoger beroep op 7 maart 2006 is ingesteld, is het hof van oordeel dat verdachte kan worden ontvangen in zijn hoger beroep. Geldigheid van de inleidende dagvaarding Verdachte is ter terechtzitting in eerste aanleg in persoon noch bij een gemachtigd raadsman of raadsvrouw verschenen. Het hof stelt vast dat in strijd met het bepaalde in artikel 589, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, op de akten van uitreiking van zowel de eerste dagvaarding als van de tweede dagvaarding, niet zijn vermeld de persoons- en functiegegevens van de ambtenaar die de desbetreffende akte heeft opgemaakt en met de uitreiking van de dagvaarding was belast. De akten zijn evenmin door de desbetreffende ambtenaar ondertekend. Naar het oordeel van het hof brengt een en ander mee dat op grond van artikel 590, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering de inleidende dagvaarding aan nietigheid lijdt. Het hof verklaart de inleidende dagvaarding nietig. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig. Aldus gewezen door mr. C.R.L.R.M. Ficq, voorzitter, mr. J.W. de Ruijter en mr. A.H.Q. Goossens, in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier, en op 12 januari 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. A.H.Q. Goossens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.